Les prépositions de temps en néerlandais

Prépositions de temps

Exemples

Traduction

Op

• Ik ben altijd op tijd.  
• Ik fiets graag op zondag.  

• Je suis toujours à l’heure.
• J’adore faire du vélo le dimanche.

Om

• De baas heeft een afspraak om 15.00
• Ik sta om 9.00 op  

• Le patron a un rendez-vous à 15h.
• Je me lève à 9h.  

In

• In de namiddag zal ik wat vrije tijd hebben.
• In 3 maanden hebben jullie goed gewerkt  

• Dans l'après-midi, j'aurai un peu de temps libre.
• Vous avez bien travaillé en trois mois.  

Sinds

• We zijn sinds 2015 getrouwd.
• Sinds vorige week heb ik geen televisie meer.  

• Nous sommes mariés depuis 2015
• Depuis la semaine dernière, je n'ai pas plus de télévision.

Voor 

• Ze moeten voor het avondeten thuis zijn.
• Jij gaat voor 7 maanden naar het buitenland.  

• • Ils doivent être de retour à la maison pour le dîner.
• Tu pars à l’étranger pour 7 mois.  

Na

• Na een tijdje, zullen opnieuw vergaderen. 
• Na 18.00 is zij niet beschikbaar.  

• Après un certain temps, nous nous réunirons à nouveau.
• Après 18h, elle n’est plus disponible.

Van - tot

• Hij vertrekt van januari tot mei. 
• We werken van 9.00 tot 16.00 in ons kantoor. 

• Il part de janvier à mai.
• Nous travaillons de 9h00 à 16h00 dans notre bureau.

Tijdens

• Tijdens de paasvakantie komt mijn Spaanse grootmoeder op bezoek.
• Tijdens de herfst, zijn de kleuren zo prachtig

• Pendant les vacances de Pâques, ma grand-mère espagnole vient me rendre visite.
• Pendant l’automne, les couleurs sont tellement belles.

Binnen

• Binnen een maand, moet ik dit project hebben afgerond.
• De bus komt binnen 2 minuten.

• Dans un mois, je dois avoir terminé ce projet.
• Le bus arrivera dans 2 minutes.  

Gedurende

• Gedurende jouw verlof, was het echt rustig op werk.
• Gedurende de examenperiode moeten we op het studeren focussen.  

• Pendant ton congé, c’était très calme au travail.
• Pendant la période d'examen, nous devons nous concentrer sur l'étude.

Omstreeks

• Omstreeks 7.00 zag ik een ziekenwagen in hun straat.
• Ze vertrokken omstreeks 23.00

• Vers 7h, j’ai vu une ambulance dans leur rue.
• Ils sont partis à 23h à peu près.